Vijf jaar Groene Groninger
Industrie Noord-Nederland ziet groene toekomst tegemoet. Biobased heeft kansen maar transitie vraagt betere verbinding tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven.
In aanloop naar het vijfjarig lustrum van de Groene Groninger, kijken we de komende weken terug en vooruit. In 2020 kregen de broers Erik en André Heeres de Groene Groninger voor hun onderzoek naar de kansen van biobased chemie in Noord-Nederland en het leggen van een sterke verbinding tussen universiteit, hogeschool en de industrie.
Het ontvangen van de Groene Groninger in 2020 bracht de broers veel goede PR, vertelt André Heeres, lector Biobased Chemie bij de Hanzehogeschool: “In de wetenschap verwacht je niet dat je een prijs van de industrie krijgt. Ze zagen dat we mooie ontwikkelingen voorstaan en dat samenwerking daarvoor nodig is.” Erik Heeres, broer van André en hoogleraar Chemische Technologie bij de Rijksuniversiteit Groningen, vult aan: “Het is goed dat de industrie de impact van de toegepaste wetenschap ziet en onderkent dat we werken aan dringende zaken.”
De broers zijn samen al jaren bezig met de ontwikkeling van biobased chemie in Noord-Nederland. Zo zijn ze onder meer betrokken bij de ontwikkeling van o.a. BioBTX, Avantium, Verborg en Teijin. Erik: “Een goede biobased industrie in Noord-Nederland draait om hoogwaardige producten, want dat zorgt voor veel arbeidsplaatsen en een sterke R&D. We moeten de chemische sector koppelen aan de agro, energie en afvalverwerkingssectoren.”
Tekst gaat verder onder de foto
Biobased industriecluster als bouwwerk van veel verschillende partijen
André: “Er liggen unieke mogelijkheden om binnen de chemie clusters uit de aanwezige en geproduceerde chemicaliën nieuwe groene producten te maken. Je wilt zoveel mogelijk biobased legoblokjes bijeenbrengen en door slim te combineren nieuwe producten en markten ontwikkelen. Hiervoor is samenwerking essentieel. Erik: “De CO2 van bijvoorbeeld RWE kan gebruikt worden als grondstof voor de chemie voor bijvoorbeeld Avantium en Photanol. De door Nobian geproduceerde waterstof kan gebruikt worden om vetten van Verborg te hydrogeneren. Zo zijn er nog tal van mogelijkheden te bedenken die waarde creëren voor onze regio.”
Sinds het ontvangen van de onderscheiding zien ze dat de ontwikkelingen naar zo’n biobased cluster in Noord-Nederland snel gaan. Toch kan en moet er volgens hen nog een schepje bovenop. André: “Drie jaar geleden waren we nog echte voorlopers. Nu zien we dat in andere landen ook stappen worden gemaakt. De overheid kan hier helpen versnellen door snellere besluitvorming en extra stimulering. We moeten echter ook zelf de handen uit de mouwen steken.”
Keuzes maken
Ook moeten we keuzes maken, vinden Heeres en Heeres. Erik: “Met fossiel was het makkelijk, dat haalde je van onder de grond. Voor een biobased economie heb je grond nodig en daarvan hebben we in Nederland niet zo veel.” André vult aan: “We hebben in Noord-Nederland die ruimte nog wel. En die moeten we slim gebruiken. Laten we kiezen voor die bedrijven die hier iets komen brengen. Die iets toevoegen aan het ecosysteem van de biobased industrie en die zorgen voor veel werkgelegenheid. Bedrijven die de biobased legoblokjes vormen en waar we samen iets moois mee kunnen bouwen.”
Erik vervolgt: “Die bedrijven hebben ook voldoende financiering nodig. Innovatie is een trein van stappen en iedere stap kost meer geld. Een pilot plant is nog wel te doen, maar een flagship is al veel lastiger te financieren. Het zou mooi zijn als investeerders een wat langere adem krijgen. Het kost nu eenmaal tijd voor een compleet nieuwe technologie gaat renderen. Subsidies kunnen ook helpen, maar over het algemeen is het voor veel bedrijven en met name MKB lastig om de juiste subsidiebronnen te vinden en aan te boren.”
Tekst gaat verder onder de foto
Talenten binnenhalen
Naast financiering hebben die bedrijven ook talenten nodig. De broers zien bij de studenten op de Hanzehogeschool en de Rijksuniversiteit Groningen wel een verandering. André: “De mentaliteit bij studenten is veranderd als het gaat om het klimaat en het milieu. Tegenwoordig vragen studenten zelf om milieuvriendelijke oplosmiddelen.” Erik vult aan: “En in het laboratorium zeggen ze er iets van als ze zien dat we spullen na eenmalig gebruik weggooien.” “Ze zien dat de chemische industrie onderdeel van de oplossing is”, zo geeft André aan. “We proberen de koppeling tussen studenten en de industrie daarom te versterken, bijvoorbeeld door stages en lunch meetings”, aldus Erik.
Voor het aantrekken van talenten concurreert de industrie in het Noorden met de industrie elders in Nederland, zegt Erik: “Bij studenten bestaat het beeld dat de banen daar liggen en niet hier. Daarom kiezen ze na hun bachelor er vaak voor om hun masters elders te doen. Dat beeld klopt alleen niet. Er is ook hier veel werk voor hen.” Om hun aandacht te vangen zien Heeres en Heeres mogelijkheden: “Maak van de site in Delfzijl een plek waar studenten graag komen. Maak het aantrekkelijk, plant b.v. bomen, maak het bereikbaar met OV, zorg dat er interactie mogelijk wordt tussen bedrijven en zorg voor meer diversiteit”, zo roepen de broers in koor.